Bekers soda Bekers zout  

Bert J. Wieman

....................Never a dull moment.....................

 

Welkom |Over mijzelf |Werkwijze |Klei&vuur |Glazuren |Fastfire houtoven |Sasukenei houtoven |Gasoven |Proefoven |Oven Quintus |Sasukenei Paulien&Her |Anagama Svein |

Tekening fastfire houtoven |Ovenbouw |SecondLife |Testoven |Werk 1 |Werk 2 |Vogelpotten |Contact |Links |

   
 
Klei, water en vuur    

Klei om te boetseren of te draaien wordt overal op de wereld gevonden in de natuur. Deze klei wordt opgegraven en in de fabriek gedroogd en gemalen. Eventueel worden natuurlijke stoffen toegevoegd om bepaalde eigenschappen te versterken (bijv. extra plasticiteit voor draaiwerk). Na toevoeging van water wordt de zachte klei in plastic verpakt per 10 of 25 kg. Je kunt klei ook als poeder kopen om zelf water toe te voegen. Er zijn vele soorten klei, voor aardewerk (tot 1150 graden) en voor steengoed (tot 1300 graden). Wit, rood, zwart, er zijn vele kleuren gebakken klei. Elke keramist kiest een klei die het best bij zijn doel past. In Nederland wordt eigenlijk alleen aardewerkklei gevonden, steengoedklei komt onder andere uit Frankrijk, Duitsland, Engeland.

Wanneer klei wordt verwarmd, zal rond 100 graden het vocht verdampen. Daarom moet in het begin heel langzaam worden gestookt, anders springt het werk kapot. Ook in droog werk zit nog veel water. Rond 650 graden verdwijnt het chemisch gebonden water, waarna de klei aardewerk wordt. Afhankelijk van de kleisoort zal deze op een bepaalde temperatuur gaan sinteren, dat is de maximale temperatuur voor die klei. Daarboven zal zij gaan koken en smelten. De beste hechting van een glazuur krijg je wanneer de klei dichtsintert. Veel aardewerk is niet gesinterd en het glazuur ligt op de scherf. Bij steengoed is de glazuurlaag niet meer te scheiden van de scherf.

Water is onmisbaar om met klei te werken. Klei bestaat, anders dan bijv. zandkorrels, uit miniscule plaatjes. Deze wrijven over elkaar heen in een vochtige omgeving (als glasplaten met water ertussen), maar dit stopt als het water verdampt. De pot wordt dan 'leerhard': net vochtig genoeg om in te snijden, oren aan te zetten etc.

Verder drogen is nodig voordat de eerste stook kan worden uitgevoerd: de biscuitstook tot 950 graden. We hebben daarna poreus aardewerk dat het glazuur goed opzuigt. Overigens is het ook goed mogelijk om in één keer naar de maximale temperatuur te stoken. De glazuur moet dan wel de krimp van de scherf kunnen opvangen en die kan oplopen tot 15%.

 

Vuur in de oven komt in mijn geval vooral van hout, maar er zijn ook electrische-, kolen- en gasovens. Iedereen heeft zo zijn voorkeur, ook afhankelijk van het doel en de omstandigheden. Zo zul je midden in een woonwijk niet zo snel met een houtoven beginnen.

Om een oven te bouwen, moet de constructie zo zijn dat er warmte opgebouwd kan worden. Voor het stookgedeelte en de schoorsteen van de oven heb ik vuurvaste harde stenen, die eigenlijk niet isoleren (links). Voor het gedeelte waar de potten staan, gebruik ik isolerende stenen met een soort beschuit-structuur (rechts).

Vuurvaste steenIsolatiesteen

Voor de biscuitoven heb ik keramisch deken gebruikt. Net zoiets als glaswol, maar het kan veel hogere temperatuur hebben. Slechts 2-3 cm dik, maar isoleert bijzonder goed:

Keramisch deken

Hoe meet je nu de temperatuur in zo'n oven? Vroeger konden Chinese pottenbakkers dat aan de kleur van de vuurgloed in de oven zien. Het is ook mogelijk om regelmatig ringen of scherven met glazuur uit de oven te trekken om te zien of deze al goed is gesmolten.

In de 19e eeuw heeft de keramist Seger een reeks kegels bedacht van klei en glas in wisselende samenstelling die smelten bij een behoorlijk exacte temperatuur. Hieronder zie je hoe het werkt als de temperatuur stijgt. De rechtse is duidelijk veel te ver gestookt.

Kegels smelten

Zo weet iedereen op de wereld als ik zeg dat ik kegel nr 10 stook, dat ik tot 1280 graden ga. Als het netjes doet, zet je drie kegels op rij: twee om aan te geven dat je bijna bij de temperatuur bent die je wilt stoken en de derde om het eindpunt aan te geven.

 

 

 

 

 

 

 

 

Op de foto twee propjes met kegel 8, 9 en 10.

Kegels 8, 9 en 10

Voordeel van kegels is dat zij zich gedragen zoals de glazuur doet. Probleem blijft natuurlijk dat zij natuurlijk maar de tempatuur op één plaats in de oven weergeven. Daarom zet je ze meestal zowel boven- als onderin de oven. Omdat kegels geld kosten en slechts één keer zijn te gebruiken, zet ik er meestal maar 1 in de oven.

Kegels 8, 9 en 10

Veel mensen gebruiken echter geen kegels maar een pyrometer. Dit is een thermokoppel in een porseleinen buis die in de oven steekt en waaraan een meetinstrument is gekoppeld. Dat kan analoog of digitaal zijn. Hieronder links een digitale pyrometer en rechts een analoge wijzerplaat.

Pyrometers

Overigens geldt het feit dat je slechts op één punt meet, natuurlijk ook voor de pyrometer. Met elke oven moet je ervaring opdoen hoe hij stookt en wat hete en koude plaatsen zijn.

Het stoken van de biscuitoven duurt ongeveer 8 uur, tot 1050 graden. Een glazuurstook in de houtoven duurt ongeveer 8-9 uur tot 1300 graden. Zout- of sodaglazuur stoken duurt ongeveer 11 uur omdat in de laatste uren het zout of de soda in de oven wordt gebracht. Daarna 24 uur afkoelen en de oven openmaken. In de nieuwe sasukenei duurt een stook minimaal 32 uur, met een afkoelperiode van een dag of vier.